Iedere voorstelling die ik ontwikkel speel ik in een bepaalde vorm tientallen malen op dezelfde plekken, zoals mijn studio, een studio bij mijn regisseur Paul Dekker en de oefenzaal van de Meisner Toneelacademie âs-Hertogenbosch. In die zaal speel ik dan ook altijd de eerste voorstellingen waar een paar mensen publiek bij aanwezig is. Warme gevoelens bij Theater De Garage heb ik omdat zij als eerste externe partij ooit mijn voorstelling in de agenda zetten.
Er komt natuurlijk een moment waarop ik met een voorstelling naar buiten ga. Dan ga ik het spelen op plekken waar ik het nog niet eerder gespeeld heb. Dat is een bijzonder gevoel, want iedere locatie heeft zo zijn eigen energie.
Het is niet vanzelfsprekend dat je overal mag spelen. Integendeel, want theaters zijn druk en ruimte en middelen zijn beperkt. Iedere keer als een theater dan voor me kiest en mijn voorstelling in een agenda zet, dan is het alsof de zon mijn hart verlicht.
De eerste keer dat me dat gebeurde was begin 2020 en dat was een bijzonder moment. Mijn voorstelling ‘Zij zagen Oorlogâ was net klaar en we waren met diverse partijen in gesprek over speeldata. Ik had een paar fotoâs, maar geen video-promo, geen website, geen nieuwsbrief en geen facebook. Toch besloot Theater de Garage in Venlo om mijn voorstelling voor december 2020 in de agenda te zetten, een onbeschrijfelijk gevoel.
Het prachtige theater is gebouwd in een oude garage en heeft een fantastische zaal met 98 zitplaatsen. Als zoveel theaters draait het op vrijwilligers. Het is werkelijk een geweldige plek om te spelen en ik was wat trots dat ik er een jaar later terug mocht komen met de reprise van âZij zagen Oorlogâ. 8 december ben ik er weer en wel met het kerstverhaal Oscar en Oma Rozerood.
Eerder vertelde ik over de authentieke koffer die ik gebruik in ‘Zij zagen Oorlog’. Die was van de broer van mijn oma aan wie ik de voorstelling heb opgedragen. En de bril. Nu wil ik het hebben over de trommel uit de voorstelling.
Ik heb er twee, beide zijn origineel uit de jaren ’40. De goed oplettende toeschouwer of kijker van de video’s kan het verschil gezien hebben, want de trommels zijn niet gelijk. De ene trommel is iets groter en die grote wijkt ook qua kleur af.
Eerst over de kleine trommel. Die is iets dunner dan de grote en de diameter is heel iets kleiner. Het is een originele trommel met zwart/witte driehoeken en rode details, duidelijk van de militaire jeugdbeweging tot 16 jaar. We kochten hem van een Russische verzamelaar in Waddinxveen.
De grote trommel zie je hier op de op foto. Toen we hem kochten hadden we niet echt een idee hoe hem te gebruiken, maar we wisten dat ie een rol moest krijgen. De verkopers vonden het een jeugdtrommel van hun opa en dat baseerden ze op zijn verhalen en de afwijkende kleuren: geel met rood.
Wat ze niet zagen of wilden zien, is dat de trommel is overgeschilderd. Het origineel was niet rood/geel, maar zwart/wit. Dit is een trommel van de beruchte elite-afdeling van het toenmalige Duitse leger en dat wijst erop dat opa waarschijnlijk als Nederlandse vrijwilliger dienst deed in dat leger.
Beide trommels passen in ‘Zij zagen Oorlog’, want ze zijn het instrument van de naĂŻve jonge Brigitte. Zij heeft grote dromen en is heel duidelijk in haar normen en waarden, en ze bereid pijn te lijden voor haar principes.
De persoon op de foto naast de trommel is mijn dochter. Precies de persoon die tijdens de bijna 50 theatervoorstellingen van ‘Zij zagen Oorlog’ het geluid deed en die me altijd helpt met mijn teksten en de muziek.
Meer over attributen die ik in âZij zagen Oorlogâ gebruik:
Op 30 November 1939 viel Rusland Finland binnen. Ze leden gruwelijke verliezen, maar wisten toch de met rood-gemarkeerde gebieden af te pakken. KareliĂ« noemen we ook wel ‘Fins Rusland’ en daar bracht ik een groot deel van mijn jeugd door, want toen pendelde ik tussen mijn moeder in Charkiv en mijn vader in Sint-Petersburg.
Sprookjesbos
In die bossen tussen Sint-Petersburg en Helsinki, aan de Finse Golf, staat het houten huis van mijn grootmoeder aan wie ik mijn vorige theatervoorstelling (Zij zagen Oorlog) opdroeg. Zij kreeg de plek en de bouwvergunning als beloning voor haar werk aan de accu’s van het Russische ruimtevaartprogramma dat oa. de Spoetnik voortbracht.
Ze mochten een huis bouwen in het bos, op voorwaarde dat er geen bomen gekapt werden. Afrastering tot ca. 1.20m was toegestaan op voorwaarde dat het transparant was. Geen dichte schuttingen dus, maar zoveel mogelijk het behoud van zichtlijnen in dat uitgestrekte bos.
Toen ik in de USSR woonde en daar vaak kwam was de regio verlaten. Er waren geen wegen, maar paden van zand met prachtig handgeschreven naambordjes. Groot wild, zoals Elanden, waren rond het huis te vinden. Water haalden we uit een waterput en het hart van het huis is een grote smeedijzeren Finse stookkachel met daaraan het fornuis.
De omgeving is een groot moeras. Daarin kun je eindeloos wandelen, zonder een mens te zien of iets te horen. Je loopt op een dikke bodem van mos dat drijft op water met plantenresten. Met wat beleid zou je daar turf van kunnen maken. De bodem is bezaaid met struiken waaraan blauwe bessen groeien en in het najaar staat het bos vol met paddenstoelen.
Koude Oorlog
Het huis overleefde de Koude Oorlog, met Chroesjtsjov, Brezjnev, Andropov en Tsjernenko. Het sprookjesbos sukkelde in slaap tot het wakker geschud werd door de Perestrojka van Gorbatsjov en Ivasjko die de ânieuwe rijkenâ naar de regio bracht. Daarna volgde de uitverkoop van Jeltsin waardoor de nieuwe politieke elite zoals Medvedev en Poetin zich met grote vakantiehuizen in de regio nestelden.
Tot de oorlog in OekraĂŻne begon, ging ik jaarlijks op bezoek bij mijn vader en oma. Dan bleef ik daar een week of zes, soms acht. En met elkaar zochten we naar bessen en paddenstoelen. Dan was het alsof de tijd even stil stond.
Dat de tijd niet heeft stilgestaan zie je goed buiten het bos. Bij het kleine treinstation zitten nu twee moderne supermarkten ipv. die ene kleine winkel van Sinkel. Er rijdt tien keer per dag een hogesnelheidstrein door de regio en een zesbaans snelweg brengt je in een half uur in Sint-Petersburg.
Zware winters
De laatste keer dat we er waren, bleek de winterschuur ingestort. Dat is de grote schuur waar mijn vader bouwmateriaal, groot gereedschap en vele kubieke meters stookhout bewaart. Hij wilde niet dat we hem zouden herbouwen, want vond het zonde van de tijd, dus initieel deden we dat ook niet. Maar een dag of vijf voordat we terug gingen, kreeg mijn man het toch op de heupen en begon die met de herbouw.
Met elkaar sloopten we het restant van die oude schuur uit de jaren â50 en bouwden we een grote nieuwe winterschuur. Met een waterdicht dak dat leunde op boomstammen, want het moet in de winter wel metershoge sneeuw kunnen dragen. We noemden de nieuwe schuur âHet Behouden Huisâ en schilderden de naam in het Nederlands en het Russisch.
Ik denk vaak aan mijn familie daar en mis het huis en die plek enorm. Maar er is geen haar aan mijn hoofd die eraan denkt om die kant op te gaan, ook al doet Turkije alle moeite om Rusland te helpen sancties te ontwijken. Iedere roebel die ik daar zou uitgeven, aan eten bijvoorbeeld, komt uiteindelijk terecht in de staatskas en daarmee wordt die vuile oorlog in OekraĂŻne gefinancierd.
Mijn vader zegt altijd: âRusland is een prachtig land, met een prachtige cultuur, dat op zoek is naar democratie, maar in de mist een verkeerde afslag heeft genomen. Het is geen doodlopende weg en de cultuur zal overleven.â Ik hoop dat van harte met hem en dat het gebeurt zonder bloedvergieten. Bovenal hoop ik dat ze de komende winter goed doorkomen in hun âBehouden Huisâ.
Toen ik net in Nederland woonde vielen die letters me op. Van chocolade, banket en suikerwerk. Nederlanders vinden het heel gewoon, maar het valt ontzettend op als je hier niet geboren bent. Ook een traditie heeft een startpunt, in dit geval zelfs educatief.
Daarvoor moeten we terug naar de middeleeuwen, toen kinderen leerden lezen in kloosters. Dat gebeurde onder meer met letters die gemaakt waren van deeg. Als de kinderen hun werk goed gedaan hadden, dan mochten ze de letters opeten. Daar ligt het begin van de letter-traditie.
Later, en dan heb ik het over het einde van de 19e eeuw, werden cadeaus voor (niet-arbeiders-)kinderen bedekt met doeken, lakens of dekens. Dit om de verrassing te bewaren. Om te weten welke stapel voor welk kind was, maakten moeders dan van brooddeeg de beginletter van de naam en die lag dan op de deken of het laken.
En nu hebben we letters in alle maten en alle soorten. En die zijn hier echt bijna overal te koop, tot aan het tankstation aan toe. Letterlijk een heerlijke traditie en ik vind het echt prachtig dat geboren Nederlanders dat heel normaal vinden.
Na de oorlog wordt hij schrijver van boeken en jaarlijks publiceert hij meerdere titels. Norel staat bekend om zijn grondige onderzoek, waardoor zijn boeken – behalve zeer vermakelijk – ook prachtige onderwijsmiddelen zijn.
Klaas Norel was actief lid van de gereformeerde kerk en dat lees je in zijn boeken terug. Later zag hij meer in de Oecumene en was hij betrokken bij het samensmelten van diverse religieuze politieke stromingen tot het CDA.
Ondergewaardeerd
In het huidige gejaagde schrijversland krijgt Klaas Norel zeker niet de waardering die hij verdient. Zijn trage vertellingen brengen je heel dicht bij de hoofdpersoon. Je maakt het leven door hun ogen mee en leeft hun leven. Het is een fantastisch schrijver die zelfs de kleinste details uitzocht, want alles moest kloppen.
De Mannen van Sliedrecht is mijn favoriet. Het boek vertelt het verhaal over de opkomst van de Nederlandse baggerindustrie door de ogen van de 11 jarige Jan. Hij doet het heel goed op school, maar moet baggeren om centen te verdienen voor het grote gezin waarvan de vader is overleden. Jan gebruikt zijn hersens, innoveert de branche en is bij grote projecten betrokken. In tranen beleefde ik het gereedkomen van de afsluitdijk door de ogen van Jan.
Meer Norel graag
Hoofdpersonen zijn bij Klaas Norel nooit perfect en geen helden. Het zijn mensen, zoals u en ik. Mensen die twijfelen aan hun eigen nut en die zich doorlopend afvragen of hetgeen ze doen wel het juiste is. Het zijn mensen die hun uiterste best doen, meestal voor een ander.
Meer dan ooit heeft de wereld behoefte aan mensen zoals Klaas Norel.
De laatste tien minuten voor het optreden sta ik eenzaam achter de coulissen in het donker. Even voel ik me even een schoolkind dat weg wil lopen voor het begin van een tentamen.Â
Dan zie ik de emotionele achtbaan voor me en vraag ik mezelf af: âWat doe je jezelf toch aan?â
En elke keer geef ik mezelf hetzelfde antwoord: âStel je niet aan, het gaat niet om jou.â
Het gaat inderdaad niet om mij. Het gaat om de personages die op dat moment in het donker als het ware om me heen staan. Ze fluisteren in mijn oor: âDoe het! Alsjeblieft vertel mijn verhaal. Alsjeblieft! D mensen moeten het weten. Mijn verhaal is belangrijkâ.Â
Dan haal ik diep adem en stel mezelf beschikbaar voor hun verhaal. Opdat ze echt kunnen bestaan. Even, misschien maar voor een uur of twee uur, maar wel levensecht.
Op de radio hoorde ik een topman van een grootwinkelbedrijf klagen over de toename van geweld in de winkels. Overvallen en intimidatie van medewerkers zijn aan de orde van de dag aldus de topman. Daarna mocht hij zonder tegenspraak uitweiden over het succes van Halloween in Nederland. De uit de VS geĂŻmporteerde feestdag geeft de retail toch maar mooi een duwtje in de rug. Tot zijn enthousiasme voor halloween had ik met hem te doen over het geweld op de winkelvloer.
Hardlopers zijn skeletten, bloeddorstige spinnen en kunstbloed, zo vertelde hij lachend. Jammer dat de journalist van dienst de winkelier niet vroeg naar de mogelijke samenhang tussen die door de commercie gekaapte feestdag en het geweld in de winkels. Of denkt zoân topman echt dat de populariteit van tuinen vol zombies met kettingzagen, afgehakte ledematen en liters kunstbloed de warmte in de samenleving ten goede komt?
De jonge rekruten trekken hun uniformen aan. In de dertiende minuut (vanaf 13.15 om preciezer te zijn) duikt mijn bril op.
Als je op Netflix inmiddels de nieuwe ‘im Westen nichts Neues’ hebt gezien, dan herken je vast de scene met de bril aan het begin van de film. Daar vervangt een hoofdrolspeler zijn normale bril door een actiebril die ook goed past onder gasmaskers.
Toen ik ‘Zij zagen Oorlog’ maakte had ik precies zo’n bril in gedachten voor de scene met de Unteroffizier die de verantwoordelijkheid terug komt geven aan zijn bevelhebber. Na lang zoeken vonden we zo’n bril uiteindelijk bij een antiekwinkel in Arnhem, nieuw en nog in het originele blik.
In Windesheim kreeg ik complimenten omdat mijn voorstelling zo dicht bij het boek blijft. En dan gaat het niet om de teksten of het verhaal, maar om de intimiteit en de intensiteit. Ik vind het juist de uitdaging om het gevoel dat een boek me geeft over te brengen op toneel.
Maker ‘All quiet’ heeft boek niet aangeraakt
Dat het ook anders kan bewijst de maker van de remake van âAll Quiet on the Western Frontâ, de door Netflix zo gehypte oorlogsfilm. Het is een ware spektakelproductie geworden, maar ik vraag me af of de maker âim Westen nichts Neuesâ, het boek van Erich Maria Remarque, wel gelezen heeft. De meeste essentiĂ«le passages komen in de film niet voor en ook het einde wordt âalternatiefâ ingevuld. Als je de hoofdrolspelers in de film een andere naam geeft, dan gaat geen kenner de beroemde titel op het product plakken.
Rechten titel gekocht voor marketing
Er kunnen best verklaringen zijn voor bepaalde keuzes, maar die komen in de film niet naar voren. Nieuw bedachte verhaallijnen blijven hangen in het niets of leiden af van het originele anti-oorlogsthema. Ik vind dat gek. Je koopt de rechten om de roman en titel te gebruiken en vervolgens schrap je 85%. Het lijkt er bijna op dat de maker een bepaald idee had bij de Eerste Wereldoorlog en dat graag wilde vertellen, maar het om marketingredenen beter vond om er een bekende titel bij te betrekken.
Wij kochten indertijd juist de rechten op Oscar en Oma Rozerood om de essentie van het verhaal te brengen. En we wilden maar wat graag gebruik maken van de prachtige warme teksten van Eric-Emmanuel Schmitt.Â
âIk vind je mooi, zoals je bent,â zegt Oscar op een gegeven moment tegen zijn grote liefde in âOscar en Oma Rozeroodâ. Dat geldt ook voor de novelle, en ook voor de roman âim Westen nichts Neuesâ. De boeken zijn met zoveel zorg geschreven. Daar moet je geen karakters of verhaallijnen bij willen bedenken (of weglaten).
Drie solovoorstellingen ontwikkelde ik zonder een euro overheidssubsidie. Dat wil niet zeggen dat ik het allemaal alleen deed, want zonder de ondersteuning van met name Paul Dekker, de Meisner Toneelacademie en mijn familie had ik het allemaal niet gekund. Maar ondanks dat ik het tot dusver zonder subsidie heb gedaan, zie ik de afbreuk van de culturele sector met lede ogen aan.
Wat levert zo’n hobby precies op?
Kunstenaars worden makkelijk weggezet als mensen die hun hobby maar zelf moeten betalen. En deels ben ik het daar zeker mee eens, maar aan de andere kant vind ik dat de maatschappelijke en economische waarde van cultuur onderschat wordt. Want er zijn veel onderzoeken die aantonen dat mensen die vaak naar toneel en musea gaan over het algemeen fysiek en mentaal gezonder zijn dan mensen die dat niet doen. Maar die opbrengst van âde hobbyâ zie je nooit terug in de overzichten met kosten/baten.
Vincent van Gogh kreeg nooit een euro subsidie en leefde voornamelijk op een uitkering die hij kreeg van zijn broer Theo. In de talloze brieven die hij aan zijn broer schrijft, klaagt hij ondanks die hulp regelmatig over geldproblemen. Vincent leefde sober, maar het uitoefenen van kunst kost nu eenmaal geld. Materialen zijn nu eenmaal niet gratis. Vincent was doorlopend gestresst en overspannen, want hij had vaak geen idee hoe de volgende dag te overleven. In de tien jaar dat Van Gogh kunstenaar was, produceerde hij 900 schilderijen, 1100 tekeningen en bijna 1000 prachtige brieven. Hij maakte baanbrekend werk en was erg vernieuwend. Voortgedreven door (geld)zorgen, pleegde Van Gogh op 37 jarige leeftijd zelfmoord, maar stel je toch eens voor wat hij allemaal voor ons had kunnen doen als hij tien jaar langer had geleefd.
Vrijwilligers vangen de klappen op
Het is vooral de kleine culturele hoek die hard getroffen wordt. De ZZPâers die als kunstenaar ploeteren en er een baan bij hebben om hun huur te betalen. En de kleine theaters, podia en musea die draaien op vrijwilligers. Want de overheid ondersteunt vooral de hoofdinfrastructuur, zoals de publieke omroep en grote theaters, bekende muziekproducties en musea.
Deels is dit het resultaat van subsidieregelingen, want die zijn zo complex dat er een fondsenwerver voor nodig is om een aanvraag te doen. Die kost gewoon geld, of je die nu op de loonlijst zet of extern inhuurt. En dat geld voor specialisten hebben kleine theaters en ZZPâers gewoon niet.
Scholen hebben inmiddels ook vakken die betrekking hebben op het invullen van subsidieregelingen en het aanvragen van steun. Dat is letterlijk broodnodig, maar geeft nogmaals aan hoe complex die situatie geworden is. En de tijd die een school besteedt aan dat soort administratieve gedrochten, kan niet worden besteed aan het primaire ambacht, zoals het maken van kunst.
Wel geld voor milieuvervuiling niet voor cultuur?
Ik snap dat iedere euro telt, maar in totaal krijgt de cultuur met 500 miljoen euro steun een habbekrats. Dat is vijf keer het bedrag dat zonder administratie of garanties op een namiddag werd overgemaakt aan Sywert en zijn vrinden inzake het mondkapjesschandaal. Het is een tiende van het bedrag dat het ministerie onder Hugo de Jonge uitgaf en niet kan verantwoorden omdat er geen rekeningen van zijn. De bijdrage aan de culturele sector, waarin exclusief vrijwilligers zoân 170.000 mensen werkzaam zijn, valt in het niet bij de miljarden subsidies die Tata Steel met zijn 9000 banen (en bijbehorende vervuiling) krijgt.
Volgens Staatssecretaris Uslu moet de nadruk liggen op rust in de sector. Het bestaande financiële model wordt niet doorgezet, omdat het niet aansluit bij de ontwikkelingen in de sector aldus de politica twee dagen geleden in een brief aan het Parlement. Wel doorgezet wordt de papierwinkel, met als kanttekening dat ze het wil vereenvoudigen waar mogelijk. Verder wil ze veel opnieuw bekijken en onderzoeken. En nogmaals bespreken met allerhande bestuurders. Met andere woorden: een besluit over financiële ondersteuning van makers en podia wordt op de lange termijn geschoven.
De culturele sector wordt gemaakt door vrijwilligers en mensen die van hun passie hun beroep hebben gemaakt. De meesten kunnen daar niet of net van leven. starters en vrijwilligers zeker niet. Het uitstellen van besluitvorming brengt geen rust, maar vooral onduidelijkheid en onzekerheid bij een grote groep mensen en daar is niemand in de samenleving mee geholpen.