Toen we terugkwamen bij onze uitkijkpost signaleerde mijn maat: “Ze zitten er weer, 2e verdieping, 1e raam van rechts.” Ik volg zijn vinger en zie duidelijk het groene glas van hun nachtkijker.
We zitten een 40 meter uit elkaar. Zij dus op de 2e verdieping, wij op de derde. Zij houden ons in de gaten met hun nachtkijker, wij horen hen dankzij het krakende glas onder hun voeten.
Op elkaar schieten heeft niet zoveel zin. Bovendien kennen we elkaars taktieken. Zij weten dat we niet aan kunnen vallen en wij weten dat zij met te weinig zijn. Ze houden ons in de nacht in de gaten, schieten bij het krieken van de dag een paar granaten af en gaan er dan vandoor. Zo gaat het al dagen.
Bommen en granaten
Dat wij niet aanvallen heeft te maken met het comfortabele appartement dat we geconfisceerd hebben. Die heerlijke grote bedden willen we niet kwijt. Na maanden van afzien, hebben we alle orders genegeerd en een keer gekozen voor luxe, welliswaar zonder nooduitgang.
Het wordt dag en onze wachtpost hoort twee korte fluitsignalen. Even later ploffen de granaten ten teken dat de opstandelingen er vandoor gaan.
Sporen in het stof
De volgende avond zien we de nachtkijker niet. Ze zijn er dus waarschijnlijk niet. Gedurende de hele nacht zien we geen activiteit.
Bij het eerste licht kunnen mijn maat en ik onze nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. In de schemer sluipen we richting die tweede verdieping, terwijl de andere twee van onze eenheid de wacht houden en ons dekking geven. Er valt geen schot en als je niet beter weet zijn we aan het urbexen.
In de dikke laag stof op de grond van het appartement op de tweede verdiepingen zien we sporen van legerlaarzen en sportschoenen. De laarzen zijn vast van de sluipschutter met de nachtkijker, want die sporen zien we vooral bij het raam. De sportschoenen zijn van zijn maat die hem dekking moet geven en met granaten en munitie zeult.
Prachtig staaltje Russisch fabrikaat
In de kleine keuken die bij het appartement hoort vinden we op de grond een raketwerper van Russische makelij. Hij blijkt vastgelopen en de granaat zit er nog in. Tja, dat gebeurt soms.
De Tsjetjenen hebben de raketwerper dus de trap op gedragen en gepoogd ons appartement onder vuur te nemen. Toen dat mislukte omdat de raketwerper dienst weigerde hebben ze het ding op de keukenvloer gegooid en zijn ze er vandoor gegaan.
We lachten erom. Wij leven dus nog dankzij dit prachtig staaltje Russsisch fabrikaat. Vast in elkaar gezet door een dronken of slecht gemotiveerde metaalbewerker. Ach ja, je kan het slechter treffen.
De hel breekt los
In de keuken staat een klein fornuis voor 1 pan. Aangezien we in ons luxe appartement zo’n ding niet hebben, nemen we de pit mee.
Bij het verlaten van het gebouw schiet er aan de Tsjetjeense kant een lichtkogel omhoog. Ze hebben blijkbaar die twee Russische idioten met dat fornuis gezien en maken zich klaar voor de afrekening.
We begrijpen wat komen gaat en als berggeiten rennen we over de bergen puin van de kapotgeschoten stad naar ons appartement. Kogels en granaten vliegen ons om de oren, maar onze schat verliezen we natuurlijk niet.
Afkicken
Hard lachend rennen we we ons appartementencomplex in. Eenmaal binnen vallen we op de grond van het lachen en rollen in het stof. Buiten woedt de oorlog. Ruim een half uur bulderen we van het lachen om onze zenuwen eruit te gooien.
Op dat moment is mijn wereld niet groter dan dat fornuis en mijn maat waarmee ik dit hachelijke avontuur beleefde. Hij is de belichaming van alles dat leeft en gebeurt. Hij is mijn familie en mijn beste vriend. Voor hem doe ik alles, zoals hij dat voor mij doet.
Nawoord
Ervaringen van Arkadoe Babsjenko, soldaat tijdens de tweede Tsjetsjeense oorlog van 1999 tot 2010, de eerste periode waarin Vladimir Poetin President was van de Russische federatie. De oorlog begon nadat Islamitische strijders in Dagestan een onafhankelijke republiek uitriepen. Poetin accepteerde dat niet en liet het Russische leger keihard en met de zwaarste wapens ingrijpen. Het duurde ruim tien jaar totdat de Russen de rebellen hadden uitgeschakeld. Het is onbekend hoeveel doden er vielen, maar over het algemeen spreekt men over 50.000 tot 250.000 doden.
Op 17 september lanceerden de geallieerden Operatie Market Garden met als doel om alle bruggen over de grote rivieren in Nederland te veroveren. Als ze eenmaal over de Rijn zouden zijn, dan was het een peuleschil om de belangrijkste Duitse industrie in het RĂŒhrgebied uit te schakelen en zo de oorlog snel tot een eind te brengen. Het zou niet lukken.
De operatie verliep vanaf het eerste moment moeilijk. Materiaaltekorten en mist verhinderde dat de parachutisten volgens de planning konden worden aangevoerd en de Duitsers hoefden in veel gevallen geen versterkingen aan te voeren, want rond Arnhem lag het 2e Duitse SS corps bestaande uit 2 beschadigde tanksdivisies.
4 dagen
De Engelsen zouden de brug veroveren en maximaal twee dagen vast moeten houden. Dan zouden de tanks en infanterie er zijn, die vanuit Eindhoven via Nijmegen oprukten.
Die versterkingen zouden nooit komen, dus de Engelsen waren op zichzelf aangewezen. Ondanks zware Duitse aanvallen met tanks en kanonnen wisten de licht bewapende Engelse parachutisten het maar liefst 4 dagen bij de brug vol te houden.
In de nacht van 17 september kreeg hij het bevel over een of een ad hoek samenstelde groep soldaten. Zijn gevechtseenheid bestond uit genie-soldaten, verbindingstroepen en ondersteundende manschappen. Hij moest een belangrijke sector ten Oosten van de brug verdedigen.
Vanuit tactisch oogpunt was het een lastige positie. De huizen waar hij zich met zijn mannen verschanste keken uit op fruitbomen en daardoor konden de Duitsers ongezien dichtbij komen.
Geen water
Zijn positie lag de hele dag onder mortiervuur en onderging talloze zware aanvallen van een overmacht aan Duitsers die ondersteund door tanks de huizen waar de Engelsen zich verschansd hadden systematisch kapot schoten. De parachutisten wisten alle aanvallen met zware verliezen af te slaan.
Twee dagen na de landing staken de SS’ers een deel van de huizen in de brand, waardoor de verdediging een stuk lastiger werd. Maar de Engelsen lieten zich niet wegjagen en hielden in hachelijke situatie stand.
De aanvallen daarna werden allemaal afgeslagen, ondanks dat de parachutisten al dagenlang niet hadden geslapen en eten en drinken amper beschikbaar was. En toen begon de munitie op te raken.
Uitbraak
Op 21 september bleek de situatie hopeloos. De huizen stonden helemaal in brand en de munitie was op. Briggs liet het restant van zijn mannen de bayonet op het geweer zetten en de laatste granaten verzamelen. Hij pakte de radio om te overleggen met de commandant die gewond in een kelder een paar huizen achter hem zat.
Captain Briggs: The position is untenable. Can I have your permission to withdraw?
Frost: If it is untenable you may withdraw to your original position.
Captain Briggs: Everything is comfortable. I am now going in with bayonets and grenades.
De Engelsen deden een poging uit te breken richting het hoofdkwartier dat zich 10 kilometer verderop bij Hotel Hartenstein bevond. De meesten haalden het niet en werden gedood of raakten gewond. Briggs werd gevangen genomen.
De Engelse parachutisten leverden een waanzinnige prestatie. Ondanks de aanwezigheid van twee tanksdivisies wisten ze niet alleen de brug bij Arnhem te bereiken, maar het tegen een enorme overmacht zelfs 4 dagen vol te houden. En dat zonder dat de beloofde versterkingen kwamen of voorraden werden aangeleverd.
De dappere actie van de Engelsen was niet tevergeefs, want die zorgde ervoor dat de SS-tanksdivisies geen versterkingen naar Nijmegen konden sturen. Daardoor waren de Amerikanen ondersteund door Engelse tanks en gemotoriseerde infanterie wel in staat de Waalbrug te veroveren en Nijmegen te bevrijden.
Met zijn improvisatievermogen en inspirerend leiderschap was de rol van Briggs doorslaggevend voor het verdedigen van die sector. Hij kreeg hiervoor het Militaire Kruis.
âWe lagen onder Diepenveen en waren al een paar keer verplaatst, toen we het bericht kregen dat er Engelsen bij Arnhem waren geland. We moesten zo snel mogelijk richting de stad.â
Als ik Johan in Hannover spreek heeft hij een Duits paspoort en hij zegt een geboren Duitser te zijn, maar helemaal zeker ben ik daar niet van. Zijn Nederlands is erg goed en slechts heel in verte hoor ik een Duits accent. Naar eigen zeggen dankt hij dat aan de jaren dat hij na de oorlog in Nederland woonde.
10SS
“Zoals iedere Duitse jongere moest ik bij de Hitler-Jugend (zie noot). Ik doorliep een training, maar die werd ingekort om de verliezen aan het oostfront op te vangen. Ook ik moest die kant op en vocht bij Estland tegen de nietsontziende Russen. De strijd was barbaars. Boerderijen en soms hele dorpen werden platgebrand. Via een kennis van een kennis werd ik overgeplaatst naar een nieuwe dvisie in West-Europa.”
In Midden-Nederland en het westen van Duitsland werden diverse divisie die in Frankrijk verloren waren gegaan herbouwd of nieuwe divisies opgericht. Johan kwam terecht bij een logistieke afdeling van de 10e SS. Hij werd chauffeur op een lichte vrachtwagen en reed âs nachts troepen en voorraden naar het front in Arnhem.
Veel Nederlanders
Nadat de Engelsen zich bij de brug hadden overgegeven, verschoof de strijd naar Oosterbeek. Johan bracht voorraden naar de frontlinies en nam gewonden mee terug: âIk merkte dat de frustratie bij ons begon te groeien. Zoveel Engelsen konden er niet zijn en zware wapens hadden ze niet, maar zelfs met onze zwaarste tanks konden we ze niet verslaan. Onze verliezen waren enorm.â
“Er waren aan Duitse kant heel veel Nederlandse soldaten in het gebied. Vele luchtafweereenheden bestonden uit Nederlanders, maar er was ook een Nederlandse SS eenheid en veel Wehrmacht. De kwaliteit was wisselend en de uitrusting hield te wensen over.”
Een sprookje
Johan had eerder samen met Nederlanders aan het oostfront gevochten: âOver het algemeen keken we neer op die niet-Duitse vrijwilligers, maar daarvan was bij de Nederlanders geen sprake. Die hadden zich samen met de Belgen en de soldaten uit de Baltische Staten aan het oostfront bewezen. Samen streden we voor een betere wereld.â
Veel voorraden van de Engelsen vielen in Duitse handen: âIk proefde voor het eerst in jaren weer chocolade en echte koffie en thee. Heerlijke koekjes. En vlees uit blik. Alles smaakte erg goed, want dit hadden al jaren niet meer geproefd. We verzamelden allemaal lekkere dingen in de auto voor thuis of om onderweg aan de kinderen te geven. Even geloofden we weer in de totale overwinning waar vanuit Berlijn zo op gehamerd werd. Hij zou komen en deze chocolade was slechts het begin.â
Toen de Engelsen weg waren, werd de regio opgeruimd. We verzamelden voorraden en telden munitie. Er was een eindeloze stroom gewonden die ergens naartoe moest. De situatie in Oosterbeek was verschrikkelijk en ik was blij toen ik naar Keulen werd overgeplaatst.â
Johan gaf zich aan het eind van de oorlog over aan de Amerikanen en ging na zijn gevangenschap aan het werk in een fabriek in het Rijnland, daarna in Gelderland en Noord-Limburg, om uiteindelijk terug te keren naar Hannover waar hij in 2015 overleed.
NOOT
*) Veel Duitse (en Luxemburgse) jongeren werden inderdaad tegen hun zin via de Hitler-Jugend in het leger opgenomen of gedwongen te vechten, maar de meeste Duitsers deden het toch echt vrijwillig of vanwege de traditie. Bij Johan heb ik zo mijn twijfels over zijn afkomst. Je komt als âgedwongen soldaatâ niet zomaar in het relatief rustige Nederland op een vrachtwagen te rijden, nadat je eerst in de totale hel bij Narva aan het oostfront hebt gezeten. Via/via duidt op âserieuze connectiesâ, die Johan via zijn ouders leek te hebben (zijn vader was officier). Ik acht de kans groot dat Johan vrijwillig het leger in ging en tot aan zijn dood warme gevoelens koesterde bij die tijd.
Ik zat bij de 4e Para brigade en kwam op de 18e, dus de 2e dag, aan op de Ginkelse Heide, zoân 8 kilometer van de brug. Het was al een uur of 3 in de middag, dus we waren maar liefst 5 uur te laat en dat had alles te maken met mist boven ons vliegveld in Engeland. We landden midden in een aanval van SSâers op de landingsvelden.
Die aanval hielpen we afslaan en namen 3 SSâers gevangen: 2 Nederlanders en een Pool. We probeerden diezelfde dag nog bij de brug te komen, maar werden door de Duitsers met zware verliezen terug geslagen.
Chaos
De volgende dag vertrokken we bij het eerste licht om half 5 in twee colonnes weer richting de brug. We waren nog niet echt op weg toen we al onder vuur werden genomen door mortieren en zware machinegeweren.
Het was een totale chaos en we verloren heel veel mensen. De strijd duurde de hele dag en gaandeweg kregen de Duitsers versterkingen van halfrupsvoertuigen en tanks.
Man tegen man
Weer moesten we terugtrekken. Dit keer in de richting van Wolfheze. Onderweg werden we beschoten door Duitse ME-109 jachtvliegtuigen.
Achterna gezeten door sterke Duitse troepen trokken we door bossen. We moesten ze letterlijk van ons afslaan, zo dicht zaten we ons op de hielen.
Midden in deze chaos landden er een aantal zweefvliegtuigen met Poolse artillerie. Dit bracht de Duitsers van hun stuk en met een harde maar goed gerichte tegenaanval wisten we ze terug te slaan.
Een nacht in het bos
Voor de nacht groeven we schuttersputjes tussen de bomen. De volgende dag zouden we terugvallen op Oosterbeek, waar in hotel Hartenstein het hoofdkwartier van de landingstroepen gevestigd was. Van slapen kwam door mortiervuur echter helemaal niets.
Bij het eerste licht vertrokken we. Duizelig van het gebrek aan slaap en water en vuil omdat we ons al twee dagen niet hadden kunnen wassen.
Met de bayonet op de wapens bestormden we de vijand. Die schrokken van het zooitje ongeregeld dat op ze afkwam en zo wisten we uit de omsingeling te ontsnappen.
Oosterbeek
We renden tot we loopgraven zagen met Engelse troepen, die duidelijk herkenbaar waren aan hun rode baret. Daar werden we niet direct met open armen ontvangen, want een officier wilde weten wat voor een bende we waren.
Nou, het restant van 4 Para dus. 200 van de 2000 man bereikte Oosterbeek. De rest was dood, gevangen genomen of vocht her en der nog in kleine omsingelde stellingen.
Terug naar Nijmegen
Bij Oosterbeek vochten we dagenlang tegen een enorme overmacht aan troepen die bovendien zwaar bewapend waren. Onze voorraden werden kleiner en het aantal gewonden nam toe. Uiteindelijk moesten we ons terugtrekken en zwommen we in het holst van de nacht onder zwaar Duits vuur de Rijn over, waar we werden opgehaald met vrachtwagens om naar Nijmegen gebracht te worden.
âEindelijk was het zover: actie! We sloegen elkaar op de rug, want het wachten waren we meer dan zat.â
We spreken William, parachutist van de 1st airborne die in 1944 als 24-jarige bij Arnhem landde op de Ginkelse Hei, ook bekend als âDropzone Yâ. Hun doel was de grote brug bij Arnhem.
âIn de vrachtwagens op weg naar het vliegveld spraken we over de operatie. We waren allemaal bang, maar ook opgewonden. De meesten van ons waren nog nooit in het buitenland geweest en best nieuwsgierig. Dat gold ook voor mij. We hadden geen idee wat we konden verwachten, maar het verzet van de naziâs zou heel beperkt zijn.â
Dat pakte in de praktijk anders uit, al verliep de dropping heel voorspoedig.
âDe landing leek op een oefening. Het weer was prachtig en er was nauwelijks wind. Met duizenden sprongen we uit de Dakotaâs. Ik deed na de landing mijn parachute af en voelde de zon. Het was gewoon warm. Ik zocht mijn eenheid en we maakten ons gereed om richting de brug te vertrekken.â
Totale chaos
Die brug zouden ze nooit bereiken, want een kleine nazi eenheid bevond zich op loopafstand van de landingsplaats. De Duitse commandant wachtte niet op orders, maar ging gelijk over tot actie. Hij had maar 550 man en niet heel veel zware wapens, maar het was zijn actie die ervoor zorgde dat de meeste parachutisten de brug nooit zouden bereiken.
âWe waren redelijk compleet toen we van de landingsplaats vertrokken, maar stuitten al snel op Duitsers. We dachten ze eerst onder de voet te lopen, maar toen dat niet lukte probeerden we er omheen te trekken. Dat ging ook niet helemaal goed, want in iedere boom leek een nazi te zitten. Het was een ontzettende chaotische situatie.â
Hinderlaag
Ondanks dat de Duitse tegenstand veel sterker was dan verwacht, bleven de Engelsen het proberen om de brug te bereiken. De naziâs maakten daar handig gebruik van door ze hier en daar in een val te lokken.
âPlotseling werd er van alle kanten op ons geschoten. Granaten ontploften. We probeerden ons in te graven, maar dat lukte niet. We hadden veel gewonden toen we terug trokken. Ik bleek zelf een scherf in mijn schouder te hebben, maar kon na behandeling verder.â
Bloedbad
De tweede dag was een groot deel van zijn eenheid al uitgeschakeld: dood, zwaar gewond, of vermist. Ze hadden geen idee van de situatie of de tegenstand. Maar ze gingen het nogmaals richting brug. Nu kozen ze een route die dichter langs de rivier lag.
âOp weg naar de brug kwamen we Engelsen tegen die zich aan het terug trekken waren. Ze waren hevig onder vuur genomen door Duitsers aan de andere kant van de rivier en de weg vooruit was afgesneden door zwaar bewapende grenadiers met pantserwagens en een enkele tank. Samen probeerden we nogmaals om door te breken. Het was een verschrikkelijk bloedbad en ook voor mij het einde van de Slag om Arnhem.â
Gevangen & Bevrijd
William werd geraakt door twee kogels en raakte bewusteloos. Toen hij later door de naziâs werd gevonden, bleek hij ook nog diverse granaatscherven in zijn bovenlijf te hebben. Hij werd behandeld en verdween tot het eind van de oorlog in een gevangenkamp.
âHet waren Russen die in april het kamp bevrijdden. Ze gaven ons wat brood en wezen richting het westen. Als we terug wilden naar de Engelsen, dan moesten we maar lopen. Zij brachten ons niet. Na een paar dagen lopen bereikten we uiteindelijk onze eigen troepen. Zo duurde mijn eerste buitenlandse reis bijna 8 maanden, terwijl ik voor 14 dagen geboekt had.â
85 is ie als ik hem spreek. Zijn hele leven postbode geweest en nu al wat jaartjes met pensioen. Amper 12 was hij toen Zwolle bevrijd werd en daar kijkt hij met gemengde gevoelens op terug.
“Wij hadden het in Zwolle niet zo slecht tijdens de oorlog en de Duitsers gedroegen zich over het algemeen correcter dan de Canadezen die later kwamen. Als die oorlog nog een jaartje of 2 langer geduurd had, dan had ik bovendien vloeiend Duits gesproken.”
Op de Hanekamp spreek ik bij toeval een zoon van een kleine boer die indertijd aan de rand van Zwolle was gevestigd: “We hadden een groentetuin waar we net genoeg konden verbouwen voor onszelf en wat mensen in de buurt. We konden af en toe wat ruilen tegen een liter melk of spek, maar dat was het ook.”
Zelf bracht hij in de laatste twee jaar op de fiets brieven rond. Dat waren brieven van Duitsers maar ook van Zwollenaren en van buiten de stad. “Ik was jong en vond het heerlijk om buiten te fietsen en me nuttig te maken. Ik kwam veel op de diverse hoofdkwartieren, de legerposten en bij luchtdoelgeschut van Duiters in en rond de stad. Het waren over het algemeen keurige lui, die altijd wel wat te drinken of te eten voor me hadden en een spelletje wilden kaarten of dobbelen.”
Met gemengde gevoelens kijkt hij terug op de bevrijding: “Die Canadezen vonden zichzelf de grote helden en gingen met eten, chocolade en kousen achter ieder meisje aan, ook achter mijn zussen. Die hadden daar geen zin in, maar daar hadden die soldaten geen boodschap aan. Ze achtervolgde ze tot op het erf. Pas toen een commandant ze tot de orde riep werd het rustiger. In 5 jaar oorlog hebben we dat gedoe met de Duitsers nooit gehad. Herrenvolk noemden ze zich zelf, nou op basis van hun gedrag richting mijn zussen is daar niets van gelogen.”
Dat ze zelf geen last hebben gehad van de oorlog betekent niet dat er geen gruwelijke dingen zijn gebeurd of dat hij totaal niet blij was met de bevrijding: “Door bombardementen was hier en daar veel schade in de stad en in 1945 werd de sfeer in Zwolle ook grimmiger. De Duitsers waren de strijd beu en de meesten geloofden niet meer in de overwinning. De sfeer was niet meer zo goed en waar ze eerder nog weleens een kop echte thee voor me hadden, zat het er niet meer in. Tuinen en kelders werden leeg gehaald, ook die van ons. Wel bleven ze keurig richting mijn zussen. 1945 was in zijn geheel geen fijn jaar. Pas medio 1946 werd het allemaal weer wat beter.”
NOOT: Naam en adres bekend. Wil niet met naam in de krant of op internet. Tijdens zijn werk bij de Post deze mening weleens geventileerd in een discussie over de bevrijding en kreeg gelijk het stempel dat hij een nazi zou zijn. Hij oordeelt slechts op basis van het gedrag tov. zijn zussen.
Als de naziâs de USSR binnenvallen, is Leonid 17 jaar oud. Hij woont met zijn ouders in Charkiv, maar is euforisch en wil niets liever dan de nazi’s bestrijden.Â
Liegen over zijn leeftijd
Zijn ouders zijn tegen, maar Leonid moet en zal vechten. Alles voor de communistische heilstaat.
Hij meldt zich als vrijwilliger bij het leger. Aangezien rekruten minimaal 18 jaar oud moeten zijn, moet hij liegen hij over zijn leeftijd om toegelaten te kunnen worden.
Joodse Communistische Cellist
Het pro-communistische gezin is pas na de Eerste Wereldoorlog verhuisd naar de USSR. Met de hele familie trekken ze van het Poolse Warschau naar Charkov in het huidige OekraĂŻne, omdat ze een grootse toekomst zien weggelegd voor het Rusland onder Lenin.
In 1925 wordt Leonid daar geboren als zoon van een artistieke vader die leiding geeft aan een groot orkest. Leonid is een intelligente jongen die snel leert en hard werkt.
Hij speelt cello, schrijft muziek en is een getalenteerd tekenaar. Dan breekt de oorlog uit en dreigt dienstplicht voor Leonid. Zijn vader regelt via handige contacten vrijstelling voor zijn zoon, maar die accepteert de ontheffing niet, want hij kan niet wachten totdat hij ten strijde mag.
Totale chaos
De strijd in de USSR is barbaars en miljoenen Russen worden in de eerste weken gedood of krijgsgevangen gemaakt. Het is een totale chaos bij de communisten en de naziâs lijken vooral te strijden tegen de onmetelijke afstanden in het immense land.
Om gaten te dichten worden Russische eenheden halsoverkop en zonder training en wapens naar het het strijdtoneel gestuurd. Het kan de nazi’s niet stuiten.
Eindelijk actie!
Leonid zijn hoogtepunt komt aan het eind van de zomer van 1941. Eindelijk is het zijn beurt! Hij neemt afscheid van zijn ouders trekt enthousiast richting het front. Zijn gebalde vuist is het laatste dat zijn ouders van hem zien.
Lichaam nooit gevonden
Leonid sneuvelt vermoedelijk binnen twee dagen en niemand weet waar. Het Russische leger geeft hem pas ruim een jaar later (13 september 1942) formeel als vermist op.
Met Leonid zijn familie loopt het niet beter af. Alleen zijn zus ontsnapt aan de dood. Zij overlijdt in 2001 in Israël.
Ik zat op een bankje in de zon. Uit de menigte even verderop maakte zich een vrouw los die naast me ging zitten. Ik keek haar aan. Het was een geëmancipeerde jonge vrouw. Bleek. Niet ouder dan 18 jaar.
Ze hief haar arm op om haar zonnekap van haar hoofd te halen en die als ventilator te kunnen gebruiken. Haar mouw viel open en onthulde een arm die uit niet meer dan een paar botten bestond.
Ze zag mijn geschrokken blik en trok de mouw snel omlaag. “Dat is alles dat er van me over is,” zei ze, “is het niet grappig? De overheid zegt ons te verdedigden, maar we zijn aan het verhongeren.” Ze slikte. “Als we straks met genoeg mensen zijn, dan bestormen we de bakkerijen en pakken we elk een groot brood. Dat is het minste de overheid ons kan geven, aangezien ze onze mannen al afgenomen hebben.”
De menigte groeide snel tot misschien wel duizend vrouwen en kinderen. En er bleven maar mensen bijkomen en velen hadden karren bij zich. Toen het een hele horde was, liepen ze stil en georganiseerd de stad in. Ze plunderden de voorraden van de voedselspeculanten die veel geld aan deze oorlog verdienen.
Gouverneur Letcher stuurde de burgemeester om de menigte onder controle te krijgen. Hij wees de vrouwen op de wetgeving: plunderen en relschoppen zijn niet toegestaan. Zijn woorden hadden geen effect en daarom stuurde hij de lokale militie op de vrouwen en kinderen af.
Geschrokken en bang lieten de vrouwen zich terug dringen. Ze parkeerden hun karren met buit op en plein en daar bleven ze, want wilden geen gehoor geven aan het bevel om naar huis te gaan.
President Jefferson Davis verscheen. Hij sprak de horde warm toe. De kinderen reageerden met boe-geroep, maar nadat hij veel begrip toonde voor de situatie en beterschap beloofde vertrokken een aantal vrouwen en kinderen met hun gewonnen voedsel naar huis. De meesten bleven echter staan.
Twee Generaals eisten actie tegen deze vrouwen en kinderen, maar de Staatssecretaris vond dat geen goed idee en weigerde het bevel goed te keuren.
Terwijl ik je dit schrijf, staan er nog altijd vrouwen en kinderen op het plein. De sfeer is goed. De overheid deelt rijst uit.
Nu ik dit meegemaakt heb, schaam ik me voor mijn vorige brieven waarin ik klaagde over het gebrek aan luxe kleding, zoals hoeden en jurken. Brieven waarin ik klaagde over het gebrek aan dik papier, boeken en luxe eten.
Een deel uit een brief van een vrouw uit Richmond aan een vriend, geschreven 2 april 1863. De Amerikaanse burgeroolog (12 apr. 1861 â 9 apr. 1865) was toen bijna twee jaar oud.