Het dagboek

Het is 14 februari 1946 en na bijna een jaar als vluchteling riant in Zweden te hebben geleefd zit ik nu bijna een week in een Russisch krijgsgevangenkamp. De situatie is erbarmelijk.
We zijn met ongeveer 2200 gevangenen, waarvan ongeveer de helft lijdt aan eetproblemen. De commandant legt uit dat het kamp zelf zijn voedsel moet verdienen en daarom gevangen als arbeiders uitleent aan bedrijven in de regio. Die betalen voor de productie en als de gevangenen te weinig produceren, wordt er weinig betaald en lijden we honger. De joodse ondercommandant probeert ons gerust te stellen met uitleg dat de Russen door een mislukte oogst zelf niet veel beter eten.
Volgens de Russische commandant is het de koudste dag in het kamp tot dit moment. Sinds de strijd aan het oostfront heb ik het niet meer zo koud meegemaakt als het vandaag is: minus 20 graden Celsius.
De hygiëne is vreselijk. We krijgen een beetje zeep, maar het water is bevroren. In het kamp is geen tandarts, terwijl veel gevangenen opgezwollen tandvlees hebben en bij sommigen de tanden gewoon uit de mond vallen. We krijgen geen kleding en aan de voeten dragen we houten klompen die veelal te klein zijn.
Over dit dagboek:
Luitenant H. Schröder vocht 5 jaar aan het oostfront. Na de Duitse overgave vluchtte hij naar Zweden waar hij als vele andere nazi’s asiel kreeg. Tijdens zijn asieltijd betaalde de Zweedse overheid zijn salaris door en verder verzorgden ze kost en inwoning, vertier en vrouwen en had hij vrij toegang tot post en telefoon. Na internationale druk (voornamelijk vanuit de USSR) besloot Zweden in februari 1946 de nazi’s alsnog uit te zetten, waarna ze in Russische gevangenschap terechtkwamen.